Het Afrikaanse dagboek van Arthur Cripps – Owen Sheers

Komt het omdat ik dit boek (oorspronkelijke titel The Dust Diaries; 2004; vertaling Gerda Baardman en Marian Lameris; 363 p.) aantrof in de Afrika-ringdoos van bookcrossing, of komt het gewoon door de titel dat dit boek, dat prima geschreven is en ook best interessant, toch een beetje tegenvalt? Beide elementen wekten bij mij de verwachting dat dit boek over een leven in Afrika zouden gaan, en dat is voor een groot deel wel, maar toch niet helemaal het geval.

Arthur Cripps leefde van 1869 tot 1952 en hij bracht het grootste deel van zijn leven (bijna de laatste 50 jaar) door als Anglicaanse missionaris in Zuid-Rhodesië (nu Zimbabwe). Of het waar is of niet, als feit wordt in dit boek van Sheers, op deze Wikipediapagina over hem en op zijn eigen website, geclaimd dat Cripps een ‘great-great-uncle’ was van Sheers, oftewel een overoudoom, dat wil zeggen: een oom van een van Sheers’ grootouders. Of het waar is of niet, maar dat uit? Eigenlijk niet, want Sheers geeft in de proloog van het boek al aan dat hij het verhaal en de personages deels heeft verzonnen. Hoogstens zou je je kunnen afvragen waarom iemand die geen familie is van Cripps geïnteresseerd zou zijn in zijn leven. Sheers zelf heeft daar blijkbaar vraagtekens bij, want hij vindt het nodig om aan Cripps’ naar mijn idee sowieso interessante levensgeschiedenis een volgens mij fictieve liefdesgeschiedenis toe te voegen.

Dat vond ik jammer, want het brengt mee dat er – vooral tegen het einde van het boek – een soort romantisch draadje door het verhaal over Cripps wordt geweven dat naar mijn idee totaal overbodig is en niets vertelt over zijn leven in Afrika. Ook niet over zijn leven, maar deels wel over Afrika, gaan de gedeelten over Sheers zoektocht om zijn overoudoom op te sporen en te begrijpen. De gedeelten zijn volgens de proloog waar gebeurd, maar eerlijk gezegd vond ik ze niet echt interessant.

De gedeelten die wel over Arthur Cripps leven in Afrika gaan zijn dat wel. Maar jammer genoeg blijf je als lezer van dit toch best dikke boek als je het uit hebt achter met een slechts fragmentarisch beeld van dat leven. Het zal zo zijn dat Sheers slechts fragmentarische informatie heeft kunnen opduikelen; sprake van een dagboek, zoals de titel suggereert, lijkt er niet te zijn. Daarbij is bij het Afrikaanse verhaal onduidelijk wat waar is en wat niet: Sheers schrijft al in de proloog dat hij sommige mensen en daden heeft verzonnen, ‘maar veel ook niet’.

Al met al brengt dit mee dat ik dit boek wel leuk vond om te lezen, maar minder leerzaam over Afrika, en dus minder interessant dan ik op voorhand had verwacht.

Citaten:

Cripps zou volgens Sheers een (indertijd) bekend en naar het lijkt lezenswaardig boek van Olive Schreiner hebben gelezen:

“Het heette Trooper Peter Halket of Mashonaland en het was door een woedende Olive Schreiner geschreven naar aanleiding van de Mashona-opstand in ’96. Het ging over soldaat Peter Halket, die bevel had gekregen een Afrikaanse gevangene dood te schieten maar deze hielp te vluchten, waarop hij zelf terechtgesteld werd.”
(p. 25)

De eerste blik van Cripps op Afrika (Somalië), een kenmerkend beeld van de koloniale tijd, lijkt me:

“Daar lag de kade, en daar lag Afrika. Overal zwoegende zwarte lichamen die iets droegen, iets voortduwden of iets optilden. Daartussen een paar Europeanen, die niets droegen, niets voortduwden, niets optilden. Ze wezen. Ze riepen. Ze waren allemaal in het kaki gekleed, net als hij.”
(p. 37)

En nog zo’n observatie:

“Cullen merkte dat hij ondanks zijn opvattingen sympathie begon te voelen voor Cripps. Het vuur waarmee hij zijn zaak bepleitte had iets verfrissends en het leed geen twijfel dat zijn liefde voor de Afrikanen echt was. Hij praatte over de Shona zoals andere mensen over hun broer of hun neef zouden praten. Alsof het over volwassenen ging, niet over kinderen.Dat had Cullen nooit eerder gehoord, in Rhodesië noch in Engeland.”
(p. 137)

Ik ergerde me af een toe een beetje aan de manier waarop Sheers tijdens zijn onderzoek schreef over Cripps, alsof het een goede vriend van hem was. Zoals hier:

“Mijn relatie met jou is heel ver weg begonnen, in boeken en bibliotheken in Engeland. Toen heb je je in mij genesteld, misplaatst en vreemd in mijn omgeving toen ik in Londen werkte. Als ik in de metro zat, of om vier uur ’s ochtends door de verlichte straten van de stad naar mijn werk bij een tv-ontbijtshow reed, was je er altijd ergens. En nu zal ik je eindelijk vinden, in het stukje Afrika waar je vijftig jaar thuis bent geweest.”
(p. 180)

Hier is Cripps tijdens de Eerste Wereldoorlog mee met het Engelse leger gedurende de strijd tussen Brits en Duits Oost-Afrika, hij zit op het Victoriameer:

“Arthur bestudeerde opnieuw het water. Nergens zag hij een grens die de eenheid doorbrak. Hij zag alleen het maanlicht dat metalig op het soepele oppervlak lag. Hij bedacht hoe belachelijk het was om met potlood en liniaal een grens dwars door een meer te trekken. Net zoiets als de hemel opdelen of aanspraken op de sterren maken. En wat een kinderlijk idee om de ene kant van het meer Duits te noemen en de andere kant Brits. Kinderlijk en zinloos. De obsessie om te hebben, te bezitten.En toch was die met potlood en liniaal dwars voer het meer getrokken lijn voldoende aanleiding om in deze nacht tweeduizend mannen over het water te sturen, zwaar beladen met munitie en kwade bedoelingen. Tweeduizend mannen, onderweg naar het land aan de andere kant, het land dat Duits werd genoemd. Meer hadden ze niet nodig om bereid te zijn te doden of gedood te worden. Woorden op een landkaart.”
(p. 218)

Dit bericht werd geplaatst in Boek, Boek, uitgelezen, Boek, verslag en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie